Op een zinderende zomerochtend, toen de zon nog aan het gapen was en de dauw kietelde aan de weelderige grasvelden, gebeurde er iets bijzonders op Boerderij Zonnehoeve. Het was een dag die anders begon dan alle andere. De vogels zongen een melodie die klonk als een feestelijke uitnodiging en de boerderij stond op het punt een held te verwelkomen.
— Goedemorgen Fluitje, koerde een rijzige haan op het hek.
— En een prachtige morgen is het, Kraai, tjilpte Fluitje terug, het vogeltje dat zijn ochtendliefdeslied zong vanaf de hoogste tak.
In de grootste stal, waar de geur van hooi en paard elkaar joviaal persten in een harmonieuze dans, woelde Zilverhoof, het nobele paard, onrustig op zijn bedje van stro. Lang had hij niet aan de droomwereld toebehoord, want iets had hem gewekt, iets dat fluisterde over avontuur.
— Wat zorgt er toch voor dit ongekende gevoel? peinsde Zilverhoof met een frons van concentratie op zijn statige voorhoofd.
In zijn blakende witte vacht spiegelde de ochtendzon haar gouden schijnsel, alsof het de lucht zelf was die Zilverhoof had aangewezen als de held van deze dag.
De boerderij bracht zijn inwoners tot leven met het krakken van wieltjes, het loeien van koeien, en het melodieuze kabaal van de werkdag die ontwaakte. Maar in de verte, net voorbij het koolveld en de goudgele graanschuren, dartelde iets kleurigs in de wind.
— Wat hangt daar te wapperen als een vlinder met duizend vleugels? vroeg Zilverhoof zich af, nieuwsgierig zijn hoofd oprichtend.
— Dat, mijn beste Zilverhoof, is het Slingerend Speleding, antwoordde Mollie de mol die net haar kopje boven de aarde stak.
Zilverhoof was geënthousiasmeerd door het antwoord van Mollie. Zijn hoeven kriebelden en in zijn borst klopte het hart van avontuur. Zonder erbij na te denken, galoppeerde hij door de open staldeur, langs de boer die nog met slaapzand in zijn ogen zijn hoed opzette, en naar het veld waar het 'Slingerend Speleding' vreedzaam met de zachte zomerbries danste.
— Welk een spektakel! Zilverhoof, waar denk je wel niet dat je heen gaat? riep de boer, maar Zilverhoof was al verdwenen achter het koren dat wuifde als een groenblauwe oceaan.
Aangekomen bij het kleurrijke fenomeen, zag Zilverhoof dat het geen simpel speleding was maar een vlieger, groot en majestueus, veelzijdig als het palet van een schilder bij de eerste lenteblos. Het doek, gevleugeld en fier, smeekte bijna om aan de hemel te worden getoond.
— Wat ben je beeldschoon, fluisterde Zilverhoof in eerbiedige stilte.
De wind speelde met de touwen van de vlieger, als vingers die een snaarinstrument beroeren, klaar om muziek te maken. Zilverhoof wist wat hij moest doen; dit was geen gewoon voorwerp, dit was een uitdaging, en onze paardenheld was vastbesloten de vlieger op te laten stijgen.
Hij pakte voorzichtig met zijn tanden het uiteinde van het touw. De vlieger floot en fladderde, alsof hij de aanraking begroette en begreep dat zijn tijd gekomen was. Zilverhoof draafde, eerst langzaam toen steeds sneller, totdat de vlieger zich losrukte van het aardse bestaan en opsteeg in de blauwe infinity.
— Kijk eens aan, kijk hoe hij gaat! juichte Zilverhoof, zijn hart sprankelend en opgelucht.
— Niet te geloven, die pracht! Een paard met een vlieger! riepen Kobe de kip en Lientje de geit in verbazing, terwijl ze uit de schuur kwamen rennen, aangetrokken door het schouwspel.
Elke keer dat de vlieger een duikvlucht nam, trok Zilverhoof het touw aan, gevolgd door een behendige wending om de vlieger weer de lucht in te leiden. Een samenspel van paard en natuur, van grond en lucht; ze vormden samen een dans tussen twee elementen.
— Hij vliegt! Hij vliegt echt! Zilverhoof kan de wind temmen! lachte Flap, de slome boerderijhond, terwijl hij aan kwam draven.
Maar toen, uit het niets, verscheen een donkere wolk aan de horizon, dreigend en vol van een onrustige bries. Zilverhoof voelde de verandering in de atmosfeer, de vlieger begon wilde capriolen uit te halen. Het werd een strijd, een trekspel tegen een onzichtbare tegenspeler. Het touw strak in Zilverhoof's tanden, weigerde hij om los te laten.
— Moedig aan, Zilverhoof, je kunt het! schreeuwde een muizenkoor vanuit de velden, moed insprekend.