Onder een knalgele zon die dansend op de wolken leek te rijden, stond Gietje Geit naast een eeuwenoude, massieve piramide. Zij was geen doorsnee geit. Nee, Gietje had een zeldzame gave waarmee zij kon praten met de sterren en fluisteren met de maan. Op deze bijzondere dag was de hemel helder, de lucht zo blauw als een vergeet-mij-nietje, en Gietje voelde in haar pluizige vacht dat dit geen gewone zondag zou worden. Met een twinkeling in haar ogen stapte ze moedig naar het mysterieuze bouwwerk dat bezaaid was met hiërogliefen en gravures van lang vervlogen tijden.
— Lieve sterren, zachtjes klaarblijkelijk, mogen jullie zilveren gloed mij leiden, fluisterde ze terwijl zij haar gladde, stenen trap beklimde.
Het binnenste van de piramide was koeler dan een nachtelijke zomerbries. De wanden waren gehuld in schemering, slechts verlicht door flikkerende toortsen die schaduwen op de muren wierpen als dansende geesten. Gietje kauwde bedachtzaam op een stukje heerlijk ruikend stro dat ze eerder die dag had gevonden, terwijl ze stap voor stap dieper de piramide in ging.
Plotseling, op het moment dat de stilte bijna oorverdovend leek, hoorde ze een zacht, melodisch geluid dat leek te weerkaatsen tussen de stenen. Het was geen geluid dat ze kende van de weide of de bosrand waar ze soms spelend met de vlinders langs dwaalde. Dit geluid was magischer, alsof het uit de diepte van de oceaan zelf kwam.
— Wie is daar? vroeg Gietje, haar hart bonsde van opwinding en een snufje angst.
Na enkele hartslagen van stilte verscheen plots een schitterende, spiegelende poel water in het midden van de piramide – een onmogelijke aanblik! Uit de glinsterende diepte dook een vriendelijk ogende dolfijn op, zijn huid glanzend als een parel in het maanlicht. Hij had zachte, glanzende ogen en een glimlach die elke zorg kon wegsmelten.
— Ik ben Dolfi, de dolfijn van de diepe diepten, waar de zon de zee kust met gouden stralen, zei hij vrolijk.
Gietje kon haar verbazing niet verbergen, haar mond vormde een perfecte 'o' van verwondering.
— En wat, als ik vragen mag, doet een zeebewoner in een oude piramide ver van welk water dan ook? vroeg Gietje, haar stem zachtjes trillend van nieuwsgierigheid.
— Oh, lieve Gietje, ik ben hier vanwege een eeuwenoud raadsel, een geheim dat enkel ontraadseld kan worden door een hart zuiver als bronwater en een geest helder als het daglicht, legde Dolfi uit met een glinstering die gelijkstond aan sterrenstof in zijn blik.
Dit was het avontuur waar Gietje, al grazend en mekkerend, altijd van had gedroomd! En zo begon een vriendschap hechter dan koraal in de oceaan.
Samen trokken ze dieper de piramide in, door gangen versierd met kleurrijke fresco's en zalen gevuld met raadselachtige reliëfs. Ze ontdekten kamers met schatten glanzend als een zonsopgang, en steeds begon Dolfi te vertellen over de verhalen achter elk juweel en elke gouden munt.
— Deze kamer, vertelde Dolfi terwijl hij wees naar een wand vol hierogliefen, herbergt het geheim van de Zonnekracht, de energie die alles laat groeien en bloeien, van de grootste boom tot de kleinste algen in mijn oceaan.
Gietje luisterde ademloos naar Dolfi's verhalen over verre oorden en vergeten magie. Zij ontcijferden samen oude teksten, waarbij Gietje's kennis van de sterren hen de juiste antwoorden influisterde.
Na dagen van puzzelen, ontdekken en ludieke streken, vonden ze het hart van de piramide. Een reusachtige kamer, waarin een enkele straal zonlicht door een opening hoog boven hen naar binnen viel en een kristal in het midden van de ruimte verlichtte. De ruimte was gevuld met een zoete geur van bloemen en zomerse velden, een geur die Gietje deed denken aan haar thuis.
— Dit is het, Gietje! Het hart van de Zonne-Piramide! juichte Dolfi opgetogen.
Gezamenlijk spraken ze de woorden van de oude tekens uit en meteen begon de kamer te trillen als een levend wezen. Het kristal in het centrum lichtte op met een kracht die het oog bijna verblindde, en een golf van warmte en licht stroomde het land in.
Buiten de piramide begonnen de gewassen te groeien met ongekende snelheid, de bloemen openden zich in duizenden kleuren en zelfs de sterren leken helderder te schitteren.
— We hebben het gedaan, Dolfi! riep Gietje uit, terwijl ze een blij sprongetje maakte.
Dolfi lachte en klaterde van plezier.
— Samen zijn we een fantastisch team, Gietje. Wat dacht je ervan om samen meer mysteries van deze wereld te verkennen?
En zo, beste kinderen, ging het avontuurlijke duo verder, niet als geit en dolfijn, maar als zielsverwanten die de wereld beschenen met hun bijzondere vriendschap en onuitputtelijke moed. Ze deelden wijze lessen en lachten om de vreugde die het leven te bieden had, blijvend zij aan zij, ongeacht welke bijzondere plaats hun reis hen nog zou brengen. En terwijl de zon zachtjes onderging achter de horizon, en de nachtelijke sluier zich spreidde over het land, wisten ze dat er altijd een nieuwe dag zou komen met nieuwe wonderen om te ontdekken. En die avonden, terug in de glooiende heuvels, luisterden de sterren nauwgezet naar de verhalen van Gietje, terwijl de maan haar met een zachte glimlach in de slaap wiegde.